Om 6:30 besluit de kat op het balkon naar de meeuwen te miauw-mekkeren. Een nieuwe dag breekt dus aan. Omdat mijn afspraak bij de kapper pas om 8:30 is drink ik op mijn gemak een kopje koffie. Langzaam begint het besef echt te komen. Over 24 uur zal ik in Irak op bed liggen. Toen de kapper hoorde dat ik om 10:34 de trein richting Frankfurt zou nemen ging ze in geflipte haastmodus. Ik weet niet of ik daar blij mee moet zijn. Details. Enkele uren later raas ik met bijna 300 kilometer per uur door het Duitse landschap. Om 14:10 uitstappen. Mijn schatting om 5 tot 10 minuten later bij de Viking Air balie te zijn is op het immense vliegveld van Frankfurt redelijk belachelijk. Dus komen we later dan gepland aan bij de Amerikaan die ook naar Irak gaat. William Frederick Cody, Bill, een soort nettere, minder dikke versie van Michael Moore. Op zijn gemakt sloft hij op ons af en al snel gaat het over film. Een interessant figuur, ooit werkzaam voor John Millius (“the lunatic!”), bevriend met Owen Wilson, en onze gesprekken schieten van Das Leben der Anderen via Monty Python naar Paul Verhoeven en het schrijven van een goed filmverhaal.
Na wat boeiende uren op het vliegveld gaat deel 2 van de reis beginnen.
“Sprechen sie Deutsch?”
“Ein bisschen.”
“Ok, kommenn sie mit bitte”.
Nadat ik, verbouwereerd, als enige uit de rij ben gehaald om getest te worden op springstof, en veilig ben bevonden, kunnen we aan boord. Het begint met een passagier die te laat is, of geen paspoort heeft waardoor we onze slot verliezen om op te stijgen. Anderhalf uur wachten. Aan boord is het warm en per rij van 5 stoelen zitten tenminste 2 kinderen. En die blijken een soort collectief baby/peuterbewustzijn te hebben, want zodra de eerste begint met krijsen volgt de rest al snel. In tegenstelling tot mijn reisgenoten lukt het mij niet om wat weg te dommelen, dus ik vermaak me met het lezen van de handleiding van mijn camera.
In Athene blijken we ook weer een poosje te moeten wachten. Hoewel er niks wordt omgeroepen gonst al snel het gerucht dat we nog een uur moeten wachten. We staan dan al weer een uur op de grond en voor bepaalde Koerden is dat teveel. In een heerlijke woedeuitbarsting imiteert een wat oudere man de niet al te vriendelijke stewardessen. “Sit down! Sit down! I will not sit down untill we fly! Two hours here.” Zijn uitbarsting krijgt nog bijna een vervelend vervolg als een stewardess hem later vraagt zijn riem aan te snoeren en hij wederom uit zijn vel barst maar ditmaal ook haar arm beetpakt. De stewardess weet gelukkig snel de situatie te bekoelen. Eindelijk verder. Terwijl mijn reisgenoten knikkebollen raak ik in gesprek met een Koerd die aan de andere kant van het gangpad zit. In zinnen van maximaal twee Engelse woorden leer ik zo’n beetje alles over zijn leven. Over zijn broers in Duitsland die rabarber kweken en daktegels maken, over zijn dochtertje, zijn huis, zijn cruise naar ‘Swedian’ en uiteindelijk krijg ik zijn telefoonnummer voor het geval ik in Erbil opeens hulp nodig blijk te hebben. Het laatste uur begint mijn vermoeidheid snel op te komen, maar die is ook ven snel weer weg als we de landing inzetten. Tegen een prachtige achtergrond van een langzaam opkomende zon dalen we af richting vliegveld.
Met het visum blijkt het vrij soepel te verlopen. De man in het hokje heeft duidelijk geen zin in gedoe en stempelt ons zonder betaling “ok” om door te lopen. Over 10 dagen even ergens langs voor verlenging. Buiten staat een jeep te wachten die ons naar een volgende plaats brengt waar de regisseur op ons te wachten staat. Beri ontmoet tegelijk haar neef die ze na haar 2e nooit meer gezien heeft en met z’n allen vertrekken we richting hotel. Het heet The Royal Palace en doet hard zijn best om dat ook te zijn, maar wil helaas niet overtuigen. Binnen 10 minuten heb ik een stekker ergens uitgehaald die ik met geen mogelijkheid meer in het stopcontact krijg en mijn toilet wil niet doorspoelen. Details. Het is inmiddels 6 uur plaatselijke tijd en met moeite wisten we de regisseur te overtuigen dat we echt wel tot 14:00 nodig hadden om te rusten. Na even uit het raam gekeken te hebben en wat onzin te hebben ingesproken op mijn memorecorder val ik in een ondiepe slaap. Om het uur word ik wakker, en om 11:00 besluit ik dat het wel genoeg geweest is. Dat halen we nog wel in. Koffer uitpakken, ‘douchen’, malariapillen. Als ik klaar ben zet ik de kamerdeur open en toevallig loopt daar net Jamieq, de manager. Ik raak met hem in gesprek en hij vertelt over zijn aanstaande emigratie naar Amerika vanwege zijn vrouw, en over zijn zoon die in Nederland woont. Een half uur leuk gesprek later heb ik bovendien weer een werkend toilet en zit de stekker weer in het stopcontact (oh, je moet eerst met een scherp voorwerp in de contactdoos prikken, hmmm, ok). Ook regelt hij een internetkabel. Terwijl uit de nu al bloedhete stad gezang opstijgt typ ik mijn eerste Irakese schrijfsel.