Sommige diagnosen zijn vanachter de balie te stellen; het behoeft niet veel ervaring om iemand met een niersteenkoliek, een zwangere vrouw die op het punt staat te bevallen of een hysterica met hyperventilatie te herkennen. Daar waar in Nederland ook het hartaanval van mijlen is te zien aan de asgrauwe kleur van het gelaat, is dat in Suriname toch wat lastiger. Dat is natuurlijk totdat de Nederlander naar Suriname komt om hier vakantie te vieren en een groot stolsel ook besluit op reis te gaan richting de kransslagader. Het was dan ook klassiek en exemplarisch, een prachtig prototype, een leerzaam voorbeeld uitermate geschikt voor een klinisch college over het myocard infarct.
Langzaam komt hij aangesloft, zijn witte voeten met de rode muggenbulten steken en een paar zwarte, doorgelopen sandalen. De spijkerbroek hangt op half zeven maar hij maalt daar niet om. Het enige dat hem bezig houdt is die drukkende pijn op zijn borst, alsof er een nijlpaard op rust, terwijl dat martelende gevoel uitwaaierd naar zijn kaken en schouders. Het vuile, witte shirt is doorweekt en zijn haren zijn kletsnat terwijl buiten slechts een blauwe lucht is waar te nemen. In een vruchteloze poging de onafgebroken pijn te dempen heeft hij zijn vuist tegen zijn borstbeen aangedrukt: "Ik heb het zo benauwd!", klinkt het uit de mond van de vakantieganger die moeizaam tegen de balie aanleunt en bij wie de grauwe kleur het bruin van zijn gezicht heeft verdrongen.
Er wordt al een bed aangereden door de verpleegkundige maar de afstand is te groot. In een wanhopige poging de enkele meters naar het begeerlijke bed te bereiken, waggelt hij erop af. De inspanning wordt niet beloond: hij maakt een gevaarlijke zwaai en rechts en valt tegen de schoonmaakster aan die net bezig was de medicijnkast schoon te maken en het hele gebeuren met lichte verbazing heeft aanschouwd. Ze wordt tegen de glimmende deur van de kast aangedrukt door het grote lichaam van de man, en met afgrijzen heft ze beide handen en wappert ermee alsof ze een vies insect van zich wil afslaan. De man zakt verder af en beland met zijn rechter wang op haar schoenen. Drie verpleegkundigen proberen hem op het bed te tillen, maar zijn gewicht en de zwaartekracht zijn sterkere tegenstanders. Als ik hem aan zijn riem optrek lukt het ons hem op bed te hijsen. Desperaat hapt de man naar lucht, de ogen in doodsangst, de vuisten gebald. Niet snel hierna ontspannen de spieren als het bewustzijn wordt verloren.
Op de monitor is te zien dat de man het begin van het einde al heeft bereikt en als er een tube in zijn luchtpijp is geschoven wordt hij geklapt met de populaire defibrillator die heden ten dage volgens cardiologen in Nederland in iedere sportclub, bibliotheek, museum, bioscoop en McDonals aan de muur zou moeten hangen. Na tweede schokken heeft het hart van de man wel een normale elektrische activiteit maar nog geen pols; het einde komt nu wel naderbij. Als ik na een minuut te hebben gemasseerd mijn vingers in zijn nek leg, voel ik opgelucht het ritmische kloppen.
Een hartfilmpje is snel gemaakt en het effect van de afsluiting is evident zichtbaar op het zachtrode papier. De man komt onrustig weer bij kennis en kokhalst de tube uit zijn keel. Een zorgvuldig plaksel van stevig tape voorkomt dit en hij grijpt met beide handen het uiteinde van de pijp om het eruit te trekken. Als de bloederige tube eruit is bedaart de man wat. Zijn metgezel, die in stille afwachting nog bij de balie staat, wordt gewenkt en wat bedremmeld komt hij naderbij. Eenmaal bij het bed herkent hij opnieuw zijn reisgenoot, die weer kleur op zijn gezicht heeft gekregen. "Als ik het ziekenhuis uitkom, moeten we maar snel een mooi feesie gegeven", zegt de man tegen zijn vriend, die licht gegeneerd zijn ogen naar zijn voeten richt.