"Dit is adjudant Braafheid van het politiekorps voor het Academisch Ziekenhuis", klinkt het krakend in onvervalst Surinaams door de microfoon die achter de balie staat. De hoofdzuster van de SEH, uitgedost in een even krakend wit uniform met een kartonnen vouwsel op haar hoofd, lijkt zo uit een film uit de jaren 50 gestapt. Rustig loopt ze naar de microfoon.
"Hier de hoofdzuster. Zegt u het maar".
"We zijn bij een auto-ongeval op de kruising van de Keizerstraat en de Domineestraat. Er zijn 2 auto's betrokken en drie personen zijn beklemd". Er volgt een stilte, steekwoorden worden opgeschreven en dan is het antwoord: "Drie personen beklemd. Begrepen". Terwijl de hoofdzuster rustig de microfoon terugplaatst worden de eerste activiteiten waargenomen. Patienten op de zaal voor de balie worden op de gang geplaatst, medicijnen worden opgetrokken en de chirurg wordt gebeld. Enkele verpleegkundigen trekken een fluoriserend hesje aan en stappen in de gereed staande ambulances. Het kwartier dat volgt staat bol van stilte voor de naderende storm; het kletsen is gestopt, de monitor piept niet en zelfs de patienten in de hal lijken het komende onheil onbewust te beseffen en houden zich opvallend gedeist.
"Hier broeder Kraribi op de ambulance voor de SEH". De stem uit de microfoon lijkt een startschot voor de zaalarts en sneller dan haar gewoon is loopt zij op de microfoon af.
"Hier dokter Tjaksie op de Spoedeisende hulp. Zegt u het maar broeder Kraribi".
"Wij zijn aangekomen bij het ongeval. Er is niemand beklemd. Een man heeft een beenfractuur en de bijrijder een snijwond op zijn wang".
Het is moeilijk in te schatten of de stilte die volgt er een is van opluchting of irritatie.
"Niemand beklemd. Begrepen", en langzaam legt de zaalarts de microfoon op zijn plaats. Het klikje dat normaal klinkt wordt niet gehoord omdat achter de rug van de zaalarts een schelle stem klinkt van de forse Creoolse verpleegkundige.
"Weten die politie dan niet wat beklemd is. Als je niet uit de auto kan komen ben je beklemd en anders ben je niet beklemd".
Haar logica vindt direct bijval.
"Die politie weten niets ervan. Hebben zij geen EHBO gehad ofzo?"
"Jawel! Zeker weten! Die politie krijgt altijd een EHBO, maar zij weten het gewoon niet. Een keer zegt die politie over de microfoon dat er iemand was met een steekwond achter het oor. Toen ze hier kwamen had die man gewoon een schrammetje. Zij moeten gewoon beter kijken toch!"
Aan de zaalarts gaat deze discussie voorbij en zij belt de chirurg op om mee te delen dat zijn expertise in deze niet op de proef hoeft te worden gesteld. Hoewel het aantal decibellen fors is toegenomen lijkt de rust toch wedergekeerd. Ook de schoonmakers, die de hele dag bezig zijn om de vloeren glanzendglimmend te poetsen, hervatten hun dagelijkse dweiltocht. Als ik begrijp dat het allemaal niet zo spectaculair zal worden als ik diep in mijn hart had gehoopt, loop ik naar de balie. Op het moment dat ik de formulieren van de patient waar ik mee bezig was oppak, klinkt opnieuw de Surinaamse stem van broeder Kraribi door de microfoon.
"Broeder Kraribi voor de SEH".
De hoofdzuster laat haar ongezouten mening over de medische kennis van de agenten voor wat het is en loopt naar de mircofoon.
"Hier de hoofdzuster. Zegt u het maar"
"We hebben zojuist een aanrijding gehad met een andere ambulance. Er zijn geen gewonden maar we hebben een andere ambulance nodig". Enige vorm van schuldbewustheid wordt, mocht het er zijn, door het krakende geluid weggevangen. De hoofdzuster vertrekt geen spier.
"Begrepen", en de mircofoon wordt op zijn plaats teruggezet. Ze draait zich om, kijkt om zich heen en richt haar ogen op een verpleger die bezig is de bloeddruk van een patient op te nemen.
"Broeder Singh!! Ga met zuster Pavilou met de ambulance naar het plaats van het ongeval om die patient op te halen".
Geen gelach, geen gegiechel, geen stomme verbazing, geen ongeloof op de gezichten. Gewoon 2 ambulances die ter plaatste van een aanrijding zelf een aanrijding met elkaar hebben gekregen.
"Zuster Hadjoe", vraag ik voorzichtig aan de Hindoestaanse verpleegster die mij erg vriendelijk oogt. Ik hoop namelijk dat ze mij wil helpen bij het hechten van een wond.
"Waarom vraag je het niet aan mij?", klinkt de stem van de forse Creoolse verpleegster. "Zij is al getrouwd hoor!", en gierend schieten alle verplegers en verpleegkundigen in de lach, elkaar op de schouders slaand, onderwijl "Ssssaaaank!!" uitroepend. Als ik wat ongemakkelijk om me heen kijk zie ik dat ook de zaalarts mee grinnikt.