We zien een man met een enorme takkenbos op zijn hoofd aankomen. Hij loopt, net als wij, over een van de smalle aarden walletjes die de rijstvelden van elkaar scheiden. Misschien kent hij dit pad na duizenden keren wel blindelings, maar toch kijk ik bewonderend hoe hij zonder naar beneden te kijken alle oneffenheden vermijdt. Het valt me op hoe vaak ik hier mensen zie die ogenschijnlijk zonder moeite de grootste lasten vervoeren. Zo heb je de niet ongebruikelijke combinatie van man, vrouw en kind die tussen zich in nog 3 grote balen rijst op de scooter vervoeren, of een vrouw die een enorme, goed gevulde offerschaal op haar hoofd balanceert terwijl ze zich op haar brommertje door het verkeer laveert. En je had de vrouwen die, vast ter been, de duikuitrusting van de duikers over het steile kiezelstrand vervoerden terwijl deze laatsten er onhandig achteraan stommelden. En alleen bij iemand die zijn scooter tot formaat mini-bus had opgeladen meende ik de afkeuring van mede-weggebruikers te bespeuren.
De man met de vrachtlading hout op zijn hoofd is dichterbij gekomen en we zien dat hij op hetzelfde pad loopt. We draaien ons dus voorzichtig om en lopen terug naar het laatste zijpaadje zodat we hem kunnen laten passeren. Hij lacht en gebaart dat hij dat paadje juist moet hebben. Met een grote wankelende stap wisselen we weer van pad, we vervolgen onze weg, kijken nog eenmaal om, en zien dat hij al weer mijlen ver lijkt.