Wapperend schud ik de overtollige druppels water van mijn handen. De handschoenen die zoveel worden gebruikt laten witte vegen achter op de huid en een kwartier hechten maakt de handen klam en stinkend. Met mijn vingers zoek ik naar de papieren handdoekjes maar de bak is leeg, zoals bijna altijd. Ik strijk over mijn broek en veeg de rest af aan mijn haren. Zo goed als droog pak ik de deurklink van de mannenkleedkamer vast en loop de gang in. De koele lucht is een verademing na de broeierige kleedkamer en snel zal ook het laatste beetje water ongemerkt zijn verdampt.
Tijd om daarover na te denken is er niet. Een Creoolse vrouw ligt kermend in een bed en komt mij tegemoet gereden. De dokter en de zuster duwen haar in draf mijn richting op, een absolute zeldzaamheid, gereserveerd voor die ene per-acute situatie die iedereen hier koste was kost wil vermijden. Zweetdruppels zijn verboden. Ik doe een paar stappen naar de deur en hou die open zodat ze hun pas niet hoeven te vertragen. Met de deur in mijn hand zie ik de grote bolling onder het groene laken, meebewegend met het krioelen van de vrouw. "Jij hebt toch al wel bevallingen gedaan, Kees?", vraagt de Hindoestaanse dokter aan me. Ze is getrouwd maar daardoor niet minder aantrekkelijk. Tijd voor het uitspreken van jawel is er niet. Ze gooit me een paar handschoenen toe. "Ze verwachten haar op de verloskamer maar als het kind in de lift komt, moet je maar alvast beginnen". Direct vertraagt ze haar pas en draait zich om terwijl ik het voeteneind van het bed vast pak, de handschoenen op het groene laken gooiend.
Eenmaal in de lift werp in een korte blik onder het laken. Glimmende zwarte haren laten zich makkelijk onderscheiden van het omringende droge haar. Het eerste behoort het kind, het tweede de moeder, die nu aan het krijsen is. De verpleegster staat er wat verveeld bij, leest de teksten die in de muur van de lift zijn gekrast. "Usha I love you", neem ik waar. "Niet persen mevrouw!", is mijn vruchteloze poging om de uitdrijving te vertragen. Als het hoofd eenmaal staat zal de persdrang met geen mogelijkheid meer zijn weg te zuchten. Bevallen zal wel zijn als overgeven, bedenk ik me, alles overheersend en niet te stoppen.
Zenuwachtig trek ik de handschoenen aan, de onhandigheid verraadt mijn nervositeit. "We zijn er bijna, mevrouw", is meer mijn aansporing aan de lift om ons sneller naar de 2e etage te brengen dan dat ik de vrouw gerust wil stellen. "Ik kan niet meer!", krijst ze, "Het komt, het komt!". De deuren van de lift gaan open en ook de zuster lijkt geen zin te hebben in het assisteren van een bevalling in de lift en trekt het bed snel de gang op. Op de verloskamer heerst een rustgevende kalmte. De vrouw die ons ziet aan komen rennen kijkt verstoord op van haar boek. "Achterste kamer" zegt ze terwijl haar hoofd alweer naar beneden is gericht, "ik kom zo" er aan toevoegend.
We sporen de vrouw aan om op het verlosbed te gaan liggen en met vereende krachtinspanningen hijst ze zich op het witte laken met gele vlekken. De zuster lijkt opgelucht als het bed eenmaal leeg is en verdwijnt zonder wat te zeggen weer naar beneden. De vrouw puft en hijgt en zweetdruppels verzamelen zich op haar voorhoofd. "Ik kan niet meer! Haal dat kind eruit!", schreeuwt ze. Een golf vruchtwater loopt het bed op en een deel stroomt over mijn onderarmen. De haren zijn nu goed te zien en het hoofd drukt zich een weg naar buiten. "Dank u hoor dokter, ik neem het wel over", is de stenge stem die ik hoor. Een klotsend geluid trekt direct weer mijn aandacht naar de vrouw. Het hoofd van het kind is geboren en met de ogen gesloten kijkt een blauw gestuwd hoofd in de richting van de voeten van de moeder. "Doet u even de billen omhoog mevrouw", en de verloskundige schuift een ijzeren bak onder haar billen. Terwijl ze het doet, kijkt ze mij een paar seconden aan. "Was u vergeten dokter".
"Wilt u niet dat ik....", probeer ik om haar kilte te doorbreken. "U kunt gaan hoor. Wij doen hier de bevallingen". Ze trekt rustig haar handschoenen aan en met de handen voor haar borst in de lucht houdend kijkt ze me aan. Ik ben een paar meter van het bed gaan staan en het uitzicht op het babyhoofd dat uit de vrouw steekt is surrealistisch. De verloskundige loopt naar de vrouw toe, haalt de navelstreng van de nek van het kind en zonder een woord te zeggen trekt ze geroutineerd de baby uit de baarmoeder. Mijn inbreng hier is nutteloos, totaal overbodig.
Op de gang staat familie. "Wat is het geworden dokter?". Ik besef dat ik het geslacht, een essentieel onderdeel van iedere geboorte, volledig heb genegeerd. Ik loop terug en werk een blik tussen de benen van het kind en voordat ik de deur sluit zeg ik "Bedankt, mevrouw". Ze hoort me en terwijl ze de navelstreng aantrekt geeft ze me een korte knik, haar aandacht weer richtend op de meekomende moederkoek. "Een meisje", beantwoord ik de twee verwachtingsvolle familieleden op de gang.
Terug op de afdeling zit iedereen achter de balie, het is rustig en de hectiek van weleer is als sneeuw voor de zon verdwenen. Ik pak mijn klembord met wat statussen en ga aan de tafel zitten naast een Creoolse zuster met een gouden tand. "Gelukt Kees?", wordt er gevraagd. "Ja, een meisje. De verloskundige heeft het gedaan. We waren er op tijd", zeg ik tegen niemand in het bijzonder. De Creoolse zuster tikt me op de schouder en ik kijk haar aan. "Wanneer gaan wij een kindje maken, Kees?". Ik sta perplex, heb geen idee wat ik moet zeggen en verbluft staar ik haar aan. "Kees, die zuster heet Doest-Van Ommen. Weet je waarom dat is?", zegt de zuster die tegenover mij zit. "Kijk maar naar haar ringvinger. Als hij erachter komt, gaat hij je mars breken. Ik heet Linger en heb niets om mijn vingers. Beter kun je met mij een kindje maken". Ik zit gevangen tussen twee Creoolse vrouwen, heb geen idee wat ik hierop moet antwoorden en met mijn pen onderstreep ik op de status een bloeddruk die volledig normaal is. Een temperatuur van 37 graden krijgt een uitroepteken. Ze tikt weer op mijn schouder en vraagt, harder nu, "Wanneer gaan wij nou een kindje maken, Kees?". Ik kijk naar rechts. De getrouwde Hindoestaanse dokter heeft het gesprek gevolgd en ook de patient die aan de balie staat is zijn hoofdwond vergeten en beiden kijken mij verwachtingsvol aan. Opnieuw tikt ze op mijn schouders. "Kees! Kees! Wanneer?".